‘Red de boeren’: een slogan om bij stil te staan
Bevindingen van een bewoner van den buiten
De slogan die de laatste maanden op den buiten opduikt, is ‘red de boeren’. Als je voorbij zo’n bord komt, denk je: ‘hoe kan ik de boeren redden?’ De doorsnee landbouwer is immers een schakel die gekneld zit tussen de andere schakels van een mondiale keten.
Tekst: Rita Van de Voorde
De solidariteit met de boer-landbouwer schijnt momenteel megagroot te zijn naar aanleiding van hun recente acties. Boeren trekken in grote getale met hun grootste tractor naar de verkeersknooppunten en patat! De boel zit geblokkeerd. Liberalen schrikken dat de economie geschaad wordt. Populisten beschuldigen prompt de natuursector van te veel grondinname. Media haasten zich om hun sympathie met de landbouwer te tonen. Een landbouwer die wat uit de band springt en zijn eigen boontjes wil en kan doppen, komt nauwelijks aan het woord.
Het valt niet mee om als consument de boeren te redden. De meeste consumenten, ook de landbouwer zelf, kopen hun voedsel in de supermarkt. Dat is net één van de schakels in de agro-industrie. Supermarkten concurreren elkaar kapot met hun goedkope prijzen onder het mom dat de consument zo weinig mogelijk wil betalen voor zijn/haar eten.
Lokaal geteelde of Israëlische aardappelen?
Als kleine consument doe je niettemin je best: als je tussen landbouwbedrijven woont, dan koop je toch bij de boer zelf? Korte keten, weet je wel. In de Vlaamse Ardennen worden aardappelen geteeld. Een interessant voedsel, uit eigen bodem, kort bij de deur en heerlijk op tafel. Helaas worden de aardappelen zo dikwijls bespoten dat een consument die liever geen chemisch eten wil, naar de plaatselijke supermarkt gedreven wordt voor bio-aardappelen, want de kleinhandel is uit het straatbeeld verdwenen. In de buurtwinkel-supermarkt stel je vast dat de bio-aardappelen uit Israël komen en wie de actualiteit volgt, koopt die aardappelen niet. Er is nog iets anders aan de hand met aardappelen: de landbouwers die grond hebben, kunnen hun akker tegen vergoeding aan de agro-industrie ter beschikking stellen. Ze moeten verder niets doen. De oogst zie je later vervoerd worden naar de grote opslagbedrijven, van waar dan weer andere transporten naar de verwerkende industrie vertrekken voor kroketten, frieten, andere aardappelproducten en export. Deze landbouwer heeft er totaal geen baat bij dat iemand enkele kilo’s bij hem koopt, want zijn inkomen komt van de grote afnemer.
Zo ook met groenten. Dik bezaaid liggen die groentevelden niet in de Vlaamse Ardennen. Wel is er in de streek een bedrijf met gigantisch grote serres. Ze stralen soms zoveel vreemd licht uit dat mensen in de streek denken dat er buitenaardse wezens geland zijn. Onze beleidsmensen noemen dit ‘innovatie’ of ‘vergroening’ omdat er minder water of minder elektriciteit voor nodig zou zijn. Minder? Ten opzichte van wat?
Export ten koste van leefbaarheid
Dierlijke producten dan. Rundvlees, varkensvlees, kip, zuivel … Cijfers van de Vlaamse Overheid wijzen uit dat bijna de helft van onze grond gebruikt wordt voor landbouw, vooral voor veeteelt. De meeste boeren houden dieren. Er wordt zoveel vlees en zuivel geproduceerd dat we meer dan zelfvoorzienend zijn en dus exporteren. Vlaanderen heeft daarvoor speciale diensten zoals de Belgian Meat Export Office voor porc, beef, veal en kies maar: gangbaar, halal, kosher of organic. Ook gevogelte en zuivelproducten worden vanuit Vlaanderen wereldwijd uitgevoerd.
We kunnen er trots op zijn dat we als kleine regio meetellen op wereldschaal, maar er is een reukje aan. De boeren roepen op om hen te redden. Ze willen meer landbouwgrond. Ze willen ongestoord hun werk kunnen doen. Ze willen niet geremd worden door regels. Andere plattelandbewoners moeten dus leven met de drift (wegwaaiende wolken van bestrijdingsmiddelen) bij het bewerken van de akkers, de verkeersdruk, het lawaai van de landbouwmachines, enz.
Den buiten wordt immers niet alleen bevolkt door landbouwers. Eerlijk gezegd is het niet altijd idyllisch leven tussen de landbouwbedrijven. Het landschap is veranderd. Niet de kerktoren bepaalt het zicht, wel de megastallen, zware machines en veelvuldig grote transporten. De weilanden zijn akkers geworden, want de dieren lopen niet meer buiten. De akkers worden gedraineerd, want de bodem kan het hemelwater niet meer absorberen. Ze worden te vaak en te intensief bewerkt met zware machines. De bodem zit potdicht, zoals beton.
‘We moeten meer investeren in spitstechnologie voor een groene toekomst’, aldus de agro-industrie. Onze leiders praten hen na, want er zal gerichter gesproeid worden met gewasbeschermingsmiddelen (lees: bestrijdingsmiddelen) of in de megastallen zullen luchtwassers zorgen voor minder uitstoot. Horen we het goed? Zo worden klassieke boeren constant gedwongen om meer te investeren. Velen voelen die druk als een strop rond hun nek. Letterlijk. Maar over die boerenellende geen woord de laatste tijd.
Eten uit de korte keten
Je probeert ondanks alles toch ‘boeren te redden’. Je zoekt naar landbouwers die hun producten in de korte keten verkopen. Dat voelt heerlijk en eerlijk aan. Je hebt verse producten, de dieren lopen buiten, de groenten groeien in openlucht, je kent de producenten en je betaalt een faire prijs. Deze boeren komen zelden op straat, maar ze lijden ook onder de druk van de immense agro-industrie. Laat ons hopen dat het landbouwbeleid ook oog heeft voor deze landbouwers en dat consumenten ook nog de kans krijgen om het voedsel van hun keuze te kopen.
foto: Jonathan Clerckx